In de algemene en kantoorruimten is gestreefd naar een moderne en open opzet van het gebouw. Vandaar dat is gekozen voor betonkernactivering, die is gecombineerd met een geïntegreerde “kabeldoos” langs de gevel, waarin de bekabeling en de aansluitpunten (elektra en data) zijn opgenomen. De werkplekken in het middengebied zijn ontsloten vanuit het “open plafond“ via een zicht installatie. Ook ten behoeve van de open structuren is gebruik gemaakt van een sprinklerinstallatie die in de kantoren is ingestort. In de laboratoria is gekozen voor een traditioneel verlaagd plafond. Dit was nodig om de grote luchthoeveelheid (met nakoeling) en de vele installaties te integreren zonder dat er moeilijk te reinigen gebieden zouden ontstaan.
Voor de fysische laboratoria is overwogen om de verlaagde plafonds alsnog weg te laten, omdat hier het vervuilingsargument minder relevant is. Het installatieontwerp is gebaseerd op een zeer energiezuinige opzet. Zo is er sprake van laag temperatuur verwarming, verhoogde temperatuur koeling en warmte terugwinning op alle luchtbehandelingssystemen en de labkasten. Binnen het gebouw is een hoge mate van flexibiliteit geprojecteerd; het moet mogelijk zijn binnen het gebouw functies te wijzigen en/of te verplaatsen (bv. laboratoria onderling, maar ook tussen laboratoria en kantoren). Hiertoe is extra geïnvesteerd in de installatie-infrastructuur tot op kamerniveau.
Geïntegreerde labwand
Ter ondersteuning van de flexibele installatie-opzet is een duidelijke scheiding aangebracht tussen de gebouw gebonden installaties (drager) en de gebruikersinstallatie (inbouw). Dit is zo ver gegaan dat ook de labinrichting (meubilair, media en andere labvoorzieningen) modulair geïntegreerd is met de wanden tussen de laboratoria. Op een vaste afstand van 1,5 meter zijn in de wanden dragers aangebracht waaraan “plug and play” de labkasten en installaties zijn bevestigd. Door deze harde moduul-maat is aanpassing en uitbreiding eenvoudig mogelijk zonder hak- en breekwerk.
Voor de gebouwen op het terrein (Science Park Amsterdam) geldt dat de EPC-waarde 25% onder de eisen van het jaar 2001 ligt. De EPC van het gebouw van het FNWI bedraagt circa 73% van de eis (2004).
Daarnaast is van het gebouw een ECO-Quantum geëist, dat 20% onder de milieuprestatie van een referentiegebouw ligt op het gebied van water, energie, materialen en afval. Hiertoe zijn diverse geïntegreerde oplossingen geïmplementeerd. Naast een zeer goede gebouwschil is gebruik gemaakt van diverse energie beperkende varianten, zoals grote transparante gevelelementen (daglicht), daglichtgeregelde verlichtingsarmaturen, debietregeling voor de luchtbehandeling (vraaggestuurde ventilatie). De hoge mate van flexibiliteit draagt bij aan een lange levensduur. Voor het kantoordeel is gebruik gemaakt van betonkernactivering.